15 mei 1598

Op 15 mei, de tweede dag van de pijniging, vertoonde Amantine duidelijk sporen van afmatting. Haar weerstandsvermogen zwakte af.


Ze kreeg waanvoorstellingen en beweerde dat eenen douck werck voor haer ooghen speelt inden houck vanden herdeBekentenissen volgden. Ze verklaarde de appel die ze aan het kind van Pieter Baekelandt gegeven had, thuis in een lade gelegd te hebben waar quaet pour lag.

Dit vormde de aanzet voor de schepenen om meer gegevens te verkrijgen over dit poeder wat samenstelling en bewaarplaats betrof. Tevens was men geïnteresseerd in de identiteit van de persoon die het poeder aan Amantine had bezorgd. Vooral deze laatste vraag werd beklemtoond. Het is mogelijk dat de schepenen met deze vraagstelling tot het demonologische concept wilden komen. Het bezit van een vreemd poeder was immers een empirisch vast te stellen feit waaruit volgens de demonologie het bestaan van hekserij kon afgeleid worden. Ook de vraag naar diegene die haar het poeder bezorgde, kon naar de duivel leiden.(19)

Nadat Amantine beweerd had het poeder gekregen te hebben van mensen uit haar omgeving, gaf ze na verdere pijniging toe dat ze met upghesetten guaden wylle en gedreven door de quaede opinie van den guaden inghele de betoveringen verricht had. Het is vreemd dat de schepenen na deze bekentenissen hun aandacht in eerste instantie toespitsen op het poeder en pas daarna de vraag stellen van wi en zij den raet ghehat heeft om zulck quaet te doene. Amantine maakte geen melding meer van den quaden inghele en verklaarde op eigen initiatief gehandeld te hebben. Tot diep in de nacht van 15 mei bleef men over dat poedertje doorbomen.apple-2846296_640

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

door Anders Noren.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: